2014 - Project Oostum

Zijn naam is Jan Scheerhoorn en hij heeft een lange en rijke ervaring met het creëren van beeld. Jan, ik mag hem Jan noemen, krijgt nooit genoeg van beeld en je zou zelfs kunnen zeggen dat hij voor beelden leeft. Hij kent de rijke geschiedenis van het beeld en wil zich hier graag mee verbinden. Ik ben gegrepen door de beelden van Jan, door zijn transformaties van bestaande ruimtes . Hij transformeert fysieke ruimtes naar een andere dimensie. Ik ken ze al vanaf hun prille ontstaan en heb ze allemaal gezien en vooral beleefd. Maar ja! Die beelden, die transformaties verdwijnen na enige tijd allemaal. Ze zijn dan niet meer te ervaren en ik voel me door hen verlaten. Ik merk dat ik van een ieder van hen wel een beetje houd en ga ze dus missen. Maar…, enige tijd geleden gebeurde er opeens iets. Iets waar ik al een tijd op hoopte en ook een beetje mijn best voor had gedaan. Opeens …..woonden de beelden van Jan onder mijn schedeldak. Ze hadden in mijn hoofd onderdak gezocht en gevonden. Ik mocht ze bewaren en wanneer ik maar wilde ervaren. De ogen dicht, een diepe zucht en daar wandel ik in mijn brein door gangetjes, klim ik door venstertjes en kruip ik door deurtjes en heb ik toegang tot allerlei domeinen die zijn gemaakt door Jan. Graag, geachte lezer, neem ik u mee op zo’n ontdekkingstocht door mijn hoofd. Een reis met frisse vergezichten, blije verkenningen, ervaringen van schoonheid en huiveringwekkende momenten. Ik loop graag eerst naar de ruimte Ham & Eggs. Door een venstertje spring ik het vertrek binnen en ik weet dat Jan hier enige tijd verbleven en gewerkt heeft. Het is een aangename witte en lege ruimte. Maar iedere keer wanneer ik hier binnenkom heb ik geen idee waar het beeld van Jan is. Ik hang er wat verwezen rond. Tot ik wat geroezemoes hoor: ‘’Er is iets met de wanden. Er klopt iets niet’’. En ja, daar zie ik het weer! De bestaande leidingen, stopcontacten en brandblussers hebben gezelschap gekregen van talloze illegale dubbelgangers. Hele bundels leidingen zonder einde en begin en elektriciteitspunten in alle mogelijke hoeken van de ruimte brengen me in verwarring. Ik voel me als een acteur op een toneelvloer die zijn tekst kwijt is en omgeven wordt door allerlei rare rekwisieten. Ik voel me door Jan om de tuin geleid, maar mijn ogen zijn ook geopend voor een sprankje verrassende werkelijkheid. Of is het illusie? Ik had dit wakker worden even nodig om het volgende avontuur aan te kunnen gaan en begeef mij naar het kamertje Chromodomo. Via een heel klein deurtje kruip ik moeizaam naar binnen en ik word onmiddellijk bevangen door een heftige visuele ervaring. Het kamertje stamt uit 1894 en is helemaal bekleed of nog beter gezegd verguld met zilverkleurig aluminiumfolie. Werkelijk alle mogelijke lichtreflecties en kleurschakeringen worden hier geabsorbeerd en vervolgens via reflectie teruggeven aan de ruimte waarin ik sta. Ik voel me hier wel thuis en door de overvloedig naar binnen schijnende zon waan ik me in een ruimte aan een Venetiaans kanaal waarin de zon haar reflecties tovert. Wanneer ik er een enkele keer met grijs weer kom voel ik me er trouwens als opgezogen in een zilvergrijze ijsruimte. Alle tekening in en architectonische kenmerken van het kamertje lossen op en alle spiegelingen van het folie veroorzaken een niet te beschrijven ruimtelijke ervaring bij me. Ik loop even via de monumentale voordeur naar het buitentrappetje dat ook bedekt is met het zilver. De reflectie is nu genadeloos en ik moet snel mijn ogen sluiten. Verblind en met een regenboog aan kleuren op mijn netvlies strompel ik het kamertje Chromodomo weer binnen om onmiddellijk via een valluik in een donkere, grijze ruimte te belanden. Het is diepe nacht en ik zie na enkele minuten de contouren opdoemen van een man die op een ladder in repetitieve gebaren over een muur staat te vegen. Jan, want hij is het, vertelt me over de verschillende tonen in het licht die hij wil laten verdwijnen. Hij schildert al nachten lang weg en weet van geen ophouden. Al die auto’s met koplampen die langskomen en die vervelende schommelende straatlantaarn ook. Ik zit gevangen in de wegveegkamer 09. Heeft het wel zin om hier te zijn en is die actie van Jan niet doelloos? Tonen in het licht worden weg geschilderd met witgrijze en donkerblauwe verf. Licht wordt donker, donker wordt licht. Koude kleuren worden warm en warme kleuren worden koud. Maar ik ben overgeleverd aan deze ruimte die wisselend overkomt als een oneindig grijs gat of een grijze mist. De wegveegkamer lijkt steeds groter te worden en ik begin haar te beschouwen als een verzamelplaats voor gestolde nachtelijke projecties. Daarin hoor ik Jan steeds roepen dat hij hier de schoonheid van het falen beleeft. Ik geloof hem en zie meteen wat licht en kleur in het grijs ontstaan. Jan geeft me een glaasje water en na een slok is het opeens dag. Geen grijzen meer. Die zijn nu illusie. Witten, blauwen en bruinen daarentegen. Ik aanschouw hier een nabeeld van de nacht. De nacht werpt hier alleen nog haar schaduwen. Ik verlang naar kleur en licht. Door een eindeloos lange gang bereik ik het compartiment AOC. Geen deur. Ik kan zo bij dit grote gebouw naar binnen en voel een enorme zindering. Je zintuigen worden hier geprikkeld en gestreeld. Het is prachtig om te zien hoe elke ruimte hier met behulp van specifieke kleuren en vormen zijn eigen karakter krijgt. Een witgrijze ruimte lijkt doorkliefd door de punt van een rode driehoek, een andere ruimte is bijna helemaal blauw, behalve een witgrijze hoek en de keuken toont een gele puntige uitloper op keukenkastjes. Jan heeft hier zijn kennis van de kunst aangeboord en een tweedimensionale contracompositie van de 20e eeuwse kunstenaar Theo van Doesburg vertaald naar de derde dimensie. Hij heeft de compositie van Van Doesburg over de plattegrond van het gebouw gelegd. Ik loop in het schilderij en verkeer soms in zones waar ik verschillende kleurvelden simultaan ervaar. Vanuit een ruimte en tijdervaring voel ik me voor even opgenomen in een naar het sublieme neigende dimensie. Ik stijg en stijg en val een capsule binnen. Ik zie een repeterend, bijna filmisch patroon van allerlei vormen in allerlei variabelen aan grijs aan mij voorbijtrekken. De capsule zit vol met grijzen en ik word raar en duizelig. Het lijkt nu net of deze kleine ruimte waarin ik ben de immense buitenruimte naar binnen slikt. Dit is me te heftig en ik wil weg. Ik ren nu door een onmetelijk kale, kil verlichte ruimte, DEFKA geheten, en zie achter me een raar geknutseld bouwseltje waar ik me blijkbaar in bevond. Ik wil ruimte en rust en verlang naar schoonheid en troost. Ik tuimel heel lang naar beneden, kruip dan door een gat en sta dan in een Romaans kerkje op het Groninger platteland. Ik kijk richting de kapel van de kerk en zie op deze heilige grond Jan bezig het licht te vangen dat door een venster naar binnen komt. Gedurende minstens twee maanden, zes dagen per week, zes uur per dag gaat hij hier het gevecht met de diverse tonen van het licht aan Op het moment dat ik dit aanschouw lijkt het mij dat hij het licht aan de goden ontfutselt om haar tonen met een keur aan grijzen te kunnen weg schilderen. Licht en materiaal, licht en verf vallen hier samen en waar kan een kunstenaar nog meer van dromen. Ik zie Jan, altijd handelend in het hier en nu, het licht omarmen om daarna haar verschillende tonen weg te vegen. Ik kijk naar de kapel en zie een bont palet aan donkere en lichte vegen. De kapel oogt als een plat vlak. Het volgend moment ontwaar ik echter een grijze sluier waar ik zelfs even in wordt opgenomen. En in dit moment begeef ik me in een uitdijend en krimpend grijs universum waar ik geen tijd meer ervaar. De kapel lijkt op te lossen in zichzelf, immaterieel te worden en opeens toont het grijs zich aan me in een rijkdom aan lichtfrequenties en kleur. Dan besef ik me dat het grijs me te pakken heeft en mijn eigen licht en kleurprojecties in zich laat schijnen. Op dat moment vlieg ik naar het raam, Jan achterlatend. Ik hoor hem uit de verte nog roepen: ‘’Iedere dag poog en faal ik’’. Dan sta ik buiten de kerk, en ook buiten mijn hoofd, en heb ik het gras van de weilanden nog nooit zo groen gezien en nog nooit zo veel kleuren aan de hemel waargenomen. David Stroband.

Kunsthistoricus en docent ABK (mei 2014)