2010 - Zienderogen Project

In december 2010 was er in het initiatief DEFKA, gehuisvest in een voormalig schoolgebouw in Assen, wederom een interessant, gelaagd project van Jan Scheerhoorn te zien. Binnen de expositie ‘Zien der ogen’ aldaar heeft hij de voormalige aula op wonderlijke wijze naar zijn hand gezet.

Zo op het eerste gezicht, wanneer je de typische jaren 60 zaal betrad was er overigens weinig bijzonders te ontdekken. Rechts in de zaal bevindt zich een kleine bar, er branden veel tl-lampen, staan stoelen rommelig gerangschikt, hangen witte doeken aan het plafond en half op het grote podium staat een klein, vierkant gebouwtje.

Indachtig het feit dat Jan Scheerhoorn vier weken voorbereidingstijd tot zijn beschikking had en bekend staat om zijn grondige verkenningen en transformaties van de locaties waar hij zijn werk realiseert, is het bijna niet voorstelbaar dat de ruimte onaangetast is gelaten.
In het verleden, bijvoorbeeld in installaties in galerie Biemold (2004) in Groningen en in kunstruimte Lokaal 01 in Breda, heeft hij ook wel zo op het eerste gezicht onzichtbare ingrepen in de ruimte gedaan.
De beschouwer zal op speurtocht moeten. Een steeds terugkerend gegeven in werk van Scheerhoorn is dat de zintuigen, en dan met name de visuele, bepaald niet met rust gelaten worden. Beter is het om ze meteen maar op scherp te stellen zodat je de finesses van het werk kunt proeven. Eerste centrale vraag is: wat is wel en wat is niet een artistieke ingreep in deze ruimte?

Al dolend en in eerste instantie niet grip krijgend op een focus binnen de ruim bemeten aula raakt zienderogen het merkwaardige gebouwtje, zo half tegen en op het podium geplaatst, meer in het vizier. In de gang naar de aula stonden immers ook al twee kleine modellen van een dergelijk bouwseltje opgesteld. Het zijn twee studiemodellen die Scheerhoorn als een subtiele handreiking, nog voor het betreden van de typerende jaren 60 ruimte, presenteert.

Dan aangekomen bij het bevreemdende gebouwtje kun je er via een trappetje naar binnen. Wanneer je het innerlijk van het bouwseltje hebt betreden wordt nu wel definitief duidelijk dat je je hier in een creatie van Scheerhoorn bevindt. De klein bemeten binnenruimte roept een zeer intense ervaring op die ook nauw samenhangt met de ruim bemeten, hel verlichte buitenruimte waar je net bent uitgestapt.

Wanneer je midden in de binnenruimte staat en wat gewend bent geraakt aan de atmosfeer ontdek je dat je bent omgeven door met verf aangebrachte grijstinten. Onderzoekende pogingen om te komen tot een intens grijze, ruimtelijke, ervaring heeft Scheerhoorn al eerder (eind 2008) verricht in Kunstruimte 09 in Groningen. Gedurende zes weken heeft hij toen getracht elke nacht het binnenvallende licht weg te schilderen om zo uiteindelijk tot een nachtelijk beeld te komen van een intens grijze nevel. Ook hier in DEFKA, maar nu binnen een veel kleinere ruimte, wilde hij proberen het invallende licht weer weg te schilderen. Dit was echter een intensieve klus omdat het vele tl-licht, via de lichtgrijze vloer in de buitenruimte en in het gebouwtje zelf, sterk reflecteerde. Het weg schilderen van het licht zou binnen deze condities resulteren in een intens zwarte ruimte. Dit wilde Scheerhoorn vermijden. Hij hechtte eenvoudig te veel belang aan het bereiken van een pure grijstoon; een toon die in staat is de beschouwer op intensieve wijze te conditioneren. Hij bleef echter wel kampen met het licht en besloot na rijp beraad de ruimte niet in een keer aan te pakken maar te verdelen in vlakken op wanden en plafond.

Vervolgens moest dan per compartiment de pure grijstoon tot uitdrukking komen. Door de vlakverdeling lijkt er nu een patroon van lamellen te ontstaan en doet zich een repeterend, bijna filmisch patroon van vormen met, steeds, een fractie variabel grijs aan de kijker voor. Wanneer je als bezoeker een tijdje in de ruimte verbleef en geconcentreerd waarnam kon dit repeterende patroon intensieve en ook duizelingwekkende ervaringen teweeg brengen. Een aantal mensen heeft de binnenruimte zelfs schielijk moeten verlaten omdat ze te hevig geconditioneerd raakten.

Het bouwseltje, zo half op het podium, fungeert in feite als een soort capsule. Bij binnenkomst raak je van de buitenruimte afgesloten, bevindt je in een heel eigen domein en krijg je een zeer intense, zintuiglijke ervaring. De buitenruimte lijkt door het grijs in de binnenruimte te worden samengevat of om het wat meer fysiek te formuleren: de binnenruimte lijkt de buitenruimte in zich op te nemen en bijna in te slikken. Wanneer je vervolgens weer naar buiten komt lijkt de aula oneindig groter dan je hem voor binnenkomst ervoer. De buitenruimte doet zich wat onwezenlijk aan je voor.
Sterk is dat de buitenzijde van het bouwseltje (vervaardigd uit MDF) allerlei elementen uit de aula en ook de rest van het schoolgebouw spiegelt. Scheerhoorn heeft het aan de buitenzijde in hetzelfde geel gestuukt als delen van de wanden in de aula. Het stuukwerk is opzettelijk beschadigd en gebutst, zodat het authentiek lijkt en naadloos lijkt aan te sluiten op de bestaande wanden in de zaal. Ook de schrootjes die het fundament van het bouwseltje sieren spiegelen op perfecte wijze de lambrisering van het bestaande podium. Voor alle duidelijkheid: het fundament is een kleine, door Scheerhoorn gerealiseerde, uitbouw van het podium.

Het trappetje dat toegang geeft tot de binnenruimte is onder een van de toegangsdeuren van de aula weggehaald. Aan de achterzijde van het bouwseltje, deze heeft overigens een donkerblauwe kleur, hangt een prikbord, een terugkerend element in het gebouw.

Tenslotte is er boven de toegang naar de binnenruimte een rood alarmlampje aangebracht en ook deze vindt men op meerdere plekken in het voormalige schoolgebouw terug. Zo raakt dit merkwaardige gebouwtje nog meer geïntegreerd in de directe omgeving.

Verder is de aula geheel onaangetast gebleven. Zowel de in de zaal hangende doeken, de met zwart plastic dichtgeplakte ramen, de openstaande deuren naar belendende ruimtes, als de rangschikking van de stoelen bestonden al voordat Scheerhoorn aan de slag ging.

Zo speelt deze kunstenaar een geraffineerd spel met de waarneming van de beschouwer. In eerste instantie vermoed je, als bezoeker van een kunstwerk, dat de grote zaal hoogstwaarschijnlijk een transformatie heeft ondergaan. Maar naar gelang van tijd ontdek je dat het middelpunt toch in feite alleen dat getimmerde hokje is met daarbinnen een ruimte waar de menselijke waarneming iedere grip op bestaande dimensies lijkt te verliezen. De pure grijservaringen kunnen zo omvattend zijn dat ze alle voorafgaand opgedane zintuiglijke indrukken absorberen en je als kijker vacuüm zuigen. Wat dan volgt zou ieder op zijn eigen wijze moeten beschrijven.

De beschouwer wordt door Scheerhoorn in feite op een podium geplaatst waar hij een eigen vergezicht kan ontwikkelen. Ik ben dan ook sterk geneigd de benaming ‘bouwseltje’ te transformeren naar ‘podiumtempel’.

David Stroband (december 2010)
Kunsthistoricus en docent ABK