Een project dat in feite even grootschalig is vindt in het voorjaar van 2000 plaats in galerie Sign in Groningen. Deze ruimte is, in tegenstelling tot de eerdere plekken, waar Scheerhoorn zich manifesteerde, heel bewust ‘gedesigned.’ In de ruimtes met veel stalen elementen doet hij een uiterst lichtvoetige ingreep. Wanneer je de voormalige slagerij betreedt ontvouwt zich een enorm veld met wuivende zilvergrijze ballonnen aan je. Ze zijn allen met helium gevuld en aan dunne koordjes bevestigd. Ieder exemplaar staat met een klein loodje op de vloer.
De ballonnen zijn zeer systematisch in de ruimte geplaatst. Hun hoogte neemt, naarmate je verder de ruimte in loopt, geleidelijk af. Wanneer je de expositie binnenkomt torenen ze nog hoog boven je uit, als je in de achterste ruimte van de galerie staat reiken ze tot even boven de grond. Deze positionering heeft tot effect dat je, eenmaal binnengekomen, je meteen in het werk voelt opgenomen en de steeds afnemende hoogte van het geheel niet echt meer bemerkt omdat de ervaring al daar is. Tevens bevinden zich midden in de galerieruimte enkele boven- en benedengeledingen, zodat je je daar ook wisselend onder of boven het werk bevindt.
Hier wordt de, in dit geval uiterst strakke, ruimte wederom ingrijpend getransformeerd, maar ook loopt de bezoeker het risico blootgesteld te worden aan zelfconfrontatie. De dichtheid aan koordjes met ballonnen geeft je al snel het gevoel gevangen te zitten in een web. Er snel doorheen lopen is er dan ook niet bij. Doe je dit wel, dan hoor je al snel een tikkend en krassend geluid omdat je enkele ballonnen met loodje over de vloer met je mee sleept en vervolgens beland je in een kluwen koorden. Helemaal achterin de tentoonstelling is door Scheerhoorn in het onderste deel van een blinde muur een groot raam aangebracht: een bewijs dat licht een zeer wezenlijke rol in zijn werk blijft spelen en het werk daarmee een schilderkunstige invalshoek blijft houden.
Ook in dit werk spelen tijd en de daarmee samenhangende dynamiek een belangrijke rol. De ballonnen verliezen al snel hun zilvergrijze patina om vervolgens wit te worden en de laatste twee weken worden ze ook niet meer bijgevuld, zodat ze langzaam naar de grond zakken, op hun tuitje gaan staan en tenslotte verschrompelen. De strenge positionering wordt in de nadagen van de expositie niet meer bewaakt, sommige ballonnen buigen naar elkaar toe en lijken met elkaar te gaan samenscholen. Scheerhoorn bouwt bewust dit tijdmechanisme in. Hij wil hiermee benadrukken dat al zijn werken plaatsgebonden zijn en dat ze een beperkte levensduur hebben.
David Stroband (voorjaar 2000)
Kunsthistoricus en docent ABK